Beoordelen
Als leermeester beoordeel jij de leerling op de bouwplaats. Er zijn verschillende manieren van beoordelen.
Objectief beoordelen wil zeggen dat de beoordeling plaatsvindt op grond van feiten en aan de hand van vaststaande normen. Objectief beoordelen kan dus alleen maar als je goed op de hoogte bent van:
- De methode van beoordelen.
- De normen waaraan de uitgevoerde opdracht en het gedrag van de deelnemer moeten voldoen.
Bij een subjectieve beoordeling liggen de beoordelingsmaatstaven niet vast, of zijn deze niet van tevoren bekend of onduidelijk, of lenen ze zich voor persoonlijke invulling. Je beoordeelt dan bijvoorbeeld op basis van persoonlijke voorkeur of verwachtingen en dat is niet de bedoeling. Om de objectiviteit te bevorderen is regelmatig overleg met andere leermeesters bijzonder nuttig.
Bij taakgericht beoordelen gaat het om het beoordelen van iemands werk, dus het product. Bij persoonsgericht beoordelen gaat het om het gedrag en de houding bij het maken van het product, dus om het proces.
- Vergelijking van de leerling met een andere leerling (een goed of slecht presterende leerling).
- Discriminatie: onterechte beoordeling op grond van vooroordelen.
- Halo-effect: verwachting dat een leerling die in één ding heel goed is, ook wel heel goed zal zijn in andere dingen.
- Het geven van een goede beoordeling omdat je de leerling sympathiek vindt in plaats van competent.
- Het geven van een goede beoordeling omdat er grote overeenkomsten zijn tussen jou en de leerling.
- De neiging om te snel een mening te vormen op grond van een eerste indruk.
- Projectie: de neiging om anderen je eigen motieven, eigenschappen of gebreken toe te dichten.
- Vervallen in een andere rol, bijvoorbeeld van hulpverlener.
- Vooringenomenheid: conclusies trekken voordat je de feiten kent.
Vooringenomenheid of vooroordelen staan een objectieve en betrouwbare beoordeling van de deelnemer in de weg.
- Beoordeel eerst voor jezelf of de opdracht of het werk is uitgevoerd op de afgesproken wijze.
- Formuleer de punten die naar voren moeten komen bij het nabespreken van de opdracht.
- Beoordeel ook of er in jouw instructie en begeleiding misschien verbeteringen zijn aan te brengen.
- Laat ook de leerling zelf de opdracht of het werk beoordelen dat hij heeft uitgevoerd.
Nadat de opdracht is uitgevoerd beoordeel je of er in jouw instructie en begeleiding misschien verbeteringen zijn aan te brengen.
Bespreek deze punten met de leerling:
- Zijn de doelstellingen bereikt?
- Is de deelnemer tevreden? Ben jij tevreden?
- Kwaliteit van werken.
- Doelmatigheid van werken.
- Zelfstandigheid van werken.
- Probleemoplossend vermogen.
- Vakkennis en inzicht.
- Gedrag en houding.
- Noem wat de leerling correct heeft uitgevoerd.
- Wees eerlijk, ook in je beloning (positieve feedback).
- Beloon ook om de volgende redenen: beloning stimuleert de motivatie en zelfstandigheid, is relatieversterkend en zorgt voor een goede werk-/leersfeer.
- Geef een compliment.
- Mede op basis van de beoordeling van de opdracht bepaal je wat het volgende leerdoel is.
- Maak optimaal gebruik van de verschillende fasen van het werk. Die zijn medebepalend voor de leerfase.
- Communiceer duidelijk met de leerling over de vervolgstappen.