Leerstijlen
Leren is een proces dat uiteindelijk leidt tot gedragsverandering. Het leerproces kun je opsplitsen in 4 leermomenten:
- Ervaren
- Overdenken
- Theorie vormen
- Uitproberen
Deze vier leermomenten volgen elkaar logisch op. Als je iets meemaakt (ervaart) is het belangrijk om daarna je ervaringen te overdenken (reflecteren) en te veralgemeniseren (theorie-/begripsvorming). Je kunt dan bedenken hoe je een soortgelijke gebeurtenis de volgende keer aanpakt (uitproberen). Als je de nieuwe aanpak/het geleerde gedrag gebruikt, doe je weer nieuwe ervaringen op waarover je weer kunt nadenken, zodat je nieuwe inzichten krijgt. De vier leermomenten herhalen zich dus steeds.
Om goed te kunnen leren moet een leerling langs alle vier de leermomenten. Maar niet elke leerling begint bij hetzelfde leermoment. Bij welk leermoment je het liefste begint geeft aan wat jouw leerstijl is. Niet alleen de leerling die jij begeleidt heeft een bepaalde leerstijl. Ook jij als leermeester hebt een persoonlijke leerstijl. Er zijn 4 verschillende leerstijlen:
- De doener (wil actief dingen uitproberen en ruimte om te oefenen).
- De beschouwer (wil veel verschillende ervaringen opdoen. Bekijkt situaties vanuit verschillende kanten en koppelt deze aan eerdere ervaringen).
- De denker (wil weten hoe iets in elkaar steekt en vindt het prettig dingen zelf te ontdekken).
- De beslisser (wil duidelijke informatie en daarna ontdekken hoe het werkt in de praktijk).
Omgaan met weerstand
Een leermeester kan weerstanden oproepen door de leerling bij een nieuwe taak leeractiviteiten te geven die niet aansluiten bij zijn leerstijl. Het leren wordt dan niet alleen minder aantrekkelijk, er wordt ook daadwerkelijk minder geleerd. Voorbeelden van leeractiviteiten die weerstanden kunnen oproepen bij een bepaalde leerstijl zijn:
- Een passieve rol krijgen zoals kijken en luisteren.
- Verklaringen krijgen die hij theoretisch vindt.
- Nauwkeurig instructies moeten opvolgen zonder een eigen aanpak te kunnen inbrengen.
- Kant en klare instructies krijgen hoe iets moet worden gedaan.
- Oppervlakkig werk moeten doen.
- Zonder voorbereiding in situaties worden geplaatst.
- Een leeropdracht krijgen zonder het doel te weten.
- Een leeropdracht krijgen waarbij hij betwijfelt of de methode wel correct is.
- Het praktisch nut van het leren niet kunnen zien.
- Een leeropdracht moeten doen waarbij geen duidelijke handleiding is in de praktijk.
- Een leeropdracht moeten doen waarbij hij problemen ervaart voor de toepassing in de praktijk.
Benieuwd wat jouw persoonlijke stijl van leren is? Doe de test!